
Jurisprudentie
BD9676
Datum uitspraak2008-07-31
Datum gepubliceerd2008-08-08
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2879 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-08
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2879 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Groepsleerkracht. Ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid anders dan. Betrokkene schoot niet alleen in didactisch en pedagogisch opzicht tekort maar functioneerde ook qua taalvaardigheid onvoldoende.
Uitspraak
07/2879 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 27 maart 2007, 05/1908 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Stichting voor Openbaar Basisonderwijs Leerplein 055, als rechtsopvolgster van de Bestuurscommissie openbaar primair onderwijs Apeldoorn (hierna: stichting)
Datum uitspraak: 31 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De stichting heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2008. Appellant is, zoals tevoren bericht, niet verschenen. De stichting heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van der Heide, advocaat te Woerden, alsmede door [W.] en [E.], beiden werkzaam bij de stichting.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is op 19 oktober 1992 in dienst getreden bij de (rechtsvoorgangster van de) stichting, in de functie van leraar [vakgebied] ([vakgebied]). Aan hem is per 1 augustus 2004 ontslag verleend uit deze functie wegens beëindiging van de bekostiging. Nadat appellant een geschiktheidstraject had doorlopen bij het bureau Woltring & Partner is hij met ingang van 1 augustus 2004 aangesteld als leraar basis-onderwijs op de [naam school]. De stichting heeft aan appellants plaatsing een tweetal voorwaarden verbonden. De eerste voorwaarde hield in dat appellant zich zou laten begeleiden door een externe coach. De tweede voorwaarde was dat appellant zich zou laten ondersteunen met logopedie, teneinde zijn uitspraak van de Nederlandse taal te optimaliseren.
1.2. Naar aanleiding van de bevindingen van de externe coach [F.] en de aan de school verbonden taalcoördinator [naam taalcoördinator] is besloten appellant met ingang van 9 september 2004 voor onbepaalde tijd van de verantwoordelijkheid voor groep 7 te ontheffen en hem boven de formatie te plaatsen. Appellant is vervolgens aangemeld voor een taalvaardigheidstraject, verzorgd door Saxion Hogeschool IJsselland, en een herintrederscursus. Begin 2005 heeft appellant gedurende negen weken onder begeleiding van [F.], [naam taalcoördinator], directeur [E.] en bovenschools manager [W.] stage gelopen in de groepen 5, 7 en 8. Op 29 maart 2005 heeft de stichting aan de hand van de diverse bevindingen geconcludeerd dat het onverantwoord is appellant te laten functioneren als groepsleerkracht.
1.3. Bij besluit van 22 april 2005 is appellant met toepassing van artikel 228, tweede lid, aanhef en onder a, van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC met ingang van 1 augustus 2005 ontslag verleend wegens het in ernstige mate onbekwaam of ongeschikt zijn voor de beklede betrekking. Bij het bestreden besluit van 3 oktober 2005 is het bezwaar tegen het besluit van 22 april 2005 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad als volgt.
3.1. Voor de rechterlijke beoordeling van een ontslag als het onderhavige geldt als toetsingskader dat de ongeschiktheid voor de functie moet worden aangetoond aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar. Voorts zal in het algemeen van een ontslag op de hiervoor genoemde grond niet eerder sprake kunnen zijn dan nadat de ambtenaar door het bevoegd gezag op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren.
3.2. De Raad is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat appellant ongeschikt was voor zijn functie in vorenbedoelde zin. De Raad verwijst hierbij met name naar het door [naam direc[E.] en [naam taalcoördinator] opgestelde begeleidingsverslag van 29 maart 2005, het verslag van [F.] van 29 maart 2005 en de samenvatting van de eindmeting taalvaar-digheid van 4 april 2005 van Saxion Hogeschool IJsselland. Uit deze stukken komt naar voren dat appellant niet alleen in didactisch en pedagogisch opzicht tekortschoot maar ook qua taalvaardigheid onvoldoende functioneerde. De Raad stelt vast dat appellant ook in hoger beroep de kritiekpunten aangaande zijn functioneren niet in de kern heeft bestreden. Appellant heeft volstaan te wijzen op het rapport van het bureau Woltring & Partner en op een verklaring van Hobbelink, beleidsadviseur IJsselgroep, van 7 mei 2007. Aan dit rapport en deze verklaring kan evenwel niet de betekenis worden toegekend die appellant daaraan gehecht wil zien. Dat appellant volgens het rapport van het bureau Woltring & Partner in staat moet worden geacht te functioneren als reguliere groepsleer-kracht laat onverlet dat dit in de praktijk anders kan blijken te liggen. Bovendien werd appellant in dit rapport niet zonder meer geschikt geacht, nu daarin ook het advies is opgenomen om hem bij aanstelling de voorwaarden van coaching en logopedie op te leggen. De verklaring van Hobbelink ziet op een taaltraining die appellant omstreeks 2001 heeft gevolgd ten behoeve van het [vakgebied]-onderwijs en zegt dan ook niets over zijn functioneren als groepsleerkracht aan een basisschool.
3.3. Voor de stelling van appellant dat [F.] en [naam taalcoördinator] niet vanuit een positieve grondhouding vorm gaven aan het coachingstraject heeft de Raad in de gedingstukken geen aanknopingspunten gevonden. Daarenboven wijst de Raad erop dat het oordeel van [F.] en [naam taalcoördinator] omtrent appellant overeenkomt met het oordeel van de overige personen die appellant hebben begeleid. Appellant heeft bovendien in een brief van 3 december 2004 expliciet aangegeven door te willen gaan met [F.] als coach en daarbij geen enkel voorbehoud gemaakt.
3.4. De Raad stelt vast dat appellant ondanks intensieve begeleiding niet in staat is gebleken zijn functioneren op hoofdpunten voldoende te verbeteren. Nu deze verbetering is uitgebleven, heeft de stichting in maart 2005 redelijkerwijs kunnen besluiten het begeleidingstraject te beëindigen.
3.5. Gelet op het vorenstaande was de stichting bevoegd appellant ontslag te verlenen. De Raad is voorts van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de stichting niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om appellant te ontslaan.
4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2008.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) M. van Berlo.
HD